Financiering
Algemeen
De financieringsparagraaf is een belangrijk hulpmiddel bij het sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden op de financieringsfunctie. De paragraaf is een uitwerking van de regelgeving in de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido). Volgens deze wet is de financieringsfunctie van de gemeente alleen bedoeld voor het uitvoeren van de publieke taken. De verdere lokale regels liggen vast in het Treasurystatuut. In 2023 heeft de gemeenteraad het geactualiseerde Treasurystatuut vastgesteld.
Beleidskader en verordeningen
- Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido)
- Besluit lening voorwaarden decentrale overheden
- Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden
- Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Wet Ruddo)
- Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)
- Regeling schatkistbankieren decentrale overheden
- Financiële verordening
- Treasurystatuut
Rentevisie
Het rentepercentage voor leningen met een looptijd korter dan een jaar is op dit moment positief. Dit houdt in dat de gemeente rente betaalt voor het aangaan van kasgeldleningen. Voor langlopende geldleningen met een looptijd van 25 jaar is de rente (afgerond) 3,20%
Dienstverlening BNG
Met de N.V. Bank Nederlandse Gemeenten hebben we een raamovereenkomst met geïntegreerde dienstverlening. Deze dienstverlening omvat:
- Elektronisch betalingsverkeer via een rekening-courant;
- kort-kredietarrangementen (daggeldverstrekking en –opname, kasgeldleningen en termijn deposito’s);
- langlopende kredietverlening;
- een online informatiedienst.
Schatkistbankieren
Schatkistbankieren verplicht decentrale overheden alle overtollige beschikbare middelen op hun bankrekeningen te beleggen bij het Rijk. Onder overtollige middelen verstaat het Rijk bedragen groter dan 2% van het begrotingstotaal (met een minimum van € 1.000.000). Voor 2023 is dit bedrag voor gemeente Hoeksche Waard berekend op € 4,3 miljoen. Er is daarmee geen vrijheid om overtollige liquide middelen onder te brengen bij andere marktpartijen. Die overtollige middelen mogen wij alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist aanhouden.
Decentrale overheden nemen deel aan schatkistbankieren zodat de collectieve sector (Rijk en decentrale overheden gezamenlijk) een lagere EMU-schuld heeft. Iedere euro die decentrale overheden aanhouden in de schatkist, vermindert de externe financieringsbehoefte van het Rijk. Dit leidt automatisch tot een lagere staatsschuld. Door het schatkistbankieren kunnen decentrale overheden ook hun beleggingsrisico’s verder verminderen. Deze situatie kan zich in onze gemeente overigens niet voordoen. In het Treasurystatuut is een verbod op risicovolle beleggingen en derivaten opgenomen.
Voor de uitvoering van het schatkistbankieren, is een SKB-werkrekening geopend bij de BNG . Overtollige gelden worden hier dagelijks naartoe afgeroomd. De BNG blijft ook de overige geldhandelingen verzorgen zoals betalingen en ontvangsten
Rentekostenverdeling
De rentekosten worden tegen 0,248% ten laste van het taakveld gebracht op basis van de boekwaarde van de vaste activa. Deze omslagrente berekenen we als volgt: we delen de rente die aan taakvelden toegerekend worden door de boekwaarde van de vaste activa per 1 januari. De omslagrente rekenen wij vervolgens toe aan de activa. Bij de jaarrekening bekijken we of het gehanteerde rentepercentage juist is. Uit onderstaande tabel blijkt dat het werkelijke renteresultaat nihil is. Dit betekent dat wij uitsluitend de werkelijke rentekosten hebben toegerekend.
Rekening 2022 | Begroting 2023 | Rekening 2023 | |
---|---|---|---|
De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 200 | 500 | 721 |
De externe rentebaten | 141 | 35 | 130 |
Totaal door te rekenen externe rente | 59 | 465 | 591 |
Rente doorberekend aan grondexploitatie | 3 | 0 | 0 |
Rente projectfinanciering toegerekend aan taakveld | 0 | 0 | 0 |
Saldo door te rekenen externe rente | 56 | 465 | 591 |
Rente over eigen vermogen | 0 | 0 | 0 |
Rente over voorzieningen | 0 | 0 | 0 |
De aan taakvelden toe te rekenen rente | 56 | 465 | 591 |
Boekwaarde investeringen per 1-1-2021 | 226.196 | 257.726 | 238.579 |
Berekend omslag% | 0,025% | 0,180% | 0,248% |
De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente | 104 | 459 | 591 |
Renteresultaat op het taakveld treasury | 48 | -6 | 0 |
Risicobeheer
Het risicobeheer is gericht op het beperken van financiële risico’s. In het Treasurystatuut zijn richtlijnen en limieten opgenomen. Die vormen de basis voor alle transacties op dit gebied. Daarnaast geeft de Wet Fido normen voor het beperken van risico’s. Het belangrijkste risico in dit kader is het renterisico. De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn belangrijke richtlijnen om het renterisico te beperken.
Kasgeldlimiet
Het kasgeldlimiet is bedoeld om de renterisico’s bij de vlottende schuld (schulden met een looptijd korter dan een jaar) te beheersen. De wettelijke toegestane omvang bedraagt 8,5% van de totale lasten van de begroting. De kasgeldlimiet per kwartaal is als volgt:
1e kw. 2023 | 2e kw. 2023 | 3e kw. 2023 | 4e kw. 2023 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Primaire begroting per 1 januari 2023 | 216.905 | 216.905 | 216.905 | 216.905 | ||||
Toegestane kasgeldlimiet | ||||||||
- in procenten van de grondslag | 8,5% | 8,5% | 8,5% | 8,5% | ||||
- in bedrag | 18.437 | 18.437 | 18.437 | 18.437 | ||||
Vlottende schuld (1) | ||||||||
Maand 1 | 35.468 | 38.336 | 37.987 | 25.700 | ||||
Maand 2 | 35.468 | 38.336 | 37.987 | 25.700 | ||||
Maand 3 | 35.468 | 38.336 | 37.987 | 25.700 | ||||
Vlottende middelen (2) | ||||||||
Maand 1 | 40.473 | 36.204 | 23.928 | 24.151 | ||||
Maand 2 | 40.473 | 36.204 | 23.928 | 24.151 | ||||
Maand 3 | 40.473 | 36.204 | 23.928 | 24.151 | ||||
Saldo (1-2) | ||||||||
Maand 1 | -5.005 | 2.132 | 14.059 | 1.549 | ||||
Maand 2 | -5.005 | 2.132 | 14.059 | 1.549 | ||||
Maand 3 | -5.005 | 2.132 | 14.059 | 1.549 | ||||
Gemiddeld saldo | -5.005 | 2.132 | 14.059 | 1.549 | ||||
Kasgeldlimiet | 18.437 | 18.437 | 18.437 | 18.437 | ||||
Ruimte (+) / Overschrijding (-) kasgeldlimiet | 23.442 | 16.305 | 4.378 | 16.888 |
Renterisiconorm
De renterisiconorm beoogt een opbouw van de leningenportefeuille dusdanig dat het risico door renteaanpassing en herfinanciering van leningen beperkt blijft. De renterisiconorm bepaalt dat jaarlijks niet meer dan 20% van het begrotingstotaal voor herfinanciering of renteherziening in aanmerking mag komen. De volgende tabel geeft de renterisiconorm voor 2023 weer.
Begroting 2023 | |
---|---|
Stand van de begroting per 1/1 | 216.905 |
Vastgestelde percentage | 20,00% |
Renterisiconorm | 43.381 |
Renteherzieningen | 0 |
Aflossingen | 833 |
Renterisico | 833 |
Ruimte (+) / Overschrijding (-) | 42.548 |
De tabel laat zien dat er geen sprake is van risico’s op het overschrijden van de renterisiconorm.
Uitgezette geldleningen
Onderstaand een overzicht van de uitgezette geldleningen per risicogroep.
Risicogroep | Restant schuld | |
---|---|---|
1-1-2023 | 31-12-2023 | |
SVn: duurzaamheidsleningen | 6.206 | 9.241 |
SVn: blijversleningen | 302 | 310 |
SVn: startersleningen | 7.995 | 9.502 |
14.503 | 19.053 | |
(Sport)verenigingen | 1.209 | 1.134 |
Woningfinanciering eigen personeel | 54 | 44 |
1.263 | 1.178 | |
Noodsteun | 50 | 0 |
50 | 0 | |
Totaal verstrekte geldleningen | 15.816 | 20.231 |
Garanties
Onderstaand een overzicht van de verstrekte garanties per risicogroep.
Risicogroep | % garantstelling | Restant schuld waarborg gemeente | |
---|---|---|---|
1-1-2023 | 31-12-2023 | ||
Woningcorporaties met garantie WSW | 50% | 160.947 | 178.709 |
Zorginstellingen met garantie WSW | 50% | 30.926 | 30.752 |
Woningcorporaties zonder garantie WSW | 100% | 3.916 | 3.394 |
Zorginstellingen zonder garantie WSW | 100% | 1.350 | 1.196 |
Wegschap Tunnel Dordtse Kil | 8% | 3.540 | 3.504 |
Bedrijvenpark Hoeksche waard | 100% | 5.000 | 5.600 |
Regionale afvalstoffendienst B.V. | 100% | 6.827 | 9.165 |
Bres accommodaties | 100% | 1.038 | 952 |
Geldleningen particuliere woningen | 100% | 1.610 | 494 |
Diverse bedrijven en verenigingen | 50% | 9 | 1 |
Diverse bedrijven en verenigingen | 60% | 135 | 105 |
Diverse bedrijven en verenigingen | 100% | 91 | 102 |
Totaal verstrekte garanties | 215.389 | 233.974 |
In de tabel zijn alle verstrekte garanties opgenomen. Op dit moment zijn er voor deze garantstellingen geen betalingsachterstanden.
Voor een aantal groepen is een gemeentegarantie verstrekt. De grootste groep betreft zogenaamde WSW-garantstellingen. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is actief als borgstellingsinstituut voor de sociale woningbouw. We hebben een achtervangovereenkomst met hen gesloten. Hierdoor kan het WSW goedkoper geld lenen. Voor verstrekte gemeentegaranties voor de aankoop van een eigen woning ligt het risico vanaf 2010 volledig bij het Rijk. Omdat hypotheken over het algemeen een looptijd hebben van 30 jaar, lopen de laatste garantstellingen voor particulieren nog tot 2040 door.
Opgenomen geldleningen
Onderstaand een overzicht van het saldo van de bij de BNG afgesloten langlopende geldleningen.
Saldo geldleningen | 1-1-2023 | 31-12-2023 |
---|---|---|
Leningen | 23.333 | 47.500 |
Rente en aflossing | Rekening 2023 | |
Aflossing | 833 | |
Rente | 249 | |
Totaal | 1.082 |
Ontwikkeling van de schuldpositie
Het wordt de laatste jaren steeds belangrijker om de ontwikkeling van de schuldpositie te volgen. We hebben daarom een aantal ratio’s uitgewerkt: debt ratio, netto schuld als percentage van de begroting en netto schuld als bedrag per inwoner.
Kritische norm | Rekening 2023 | |
---|---|---|
Debt ratio | 80% | 37% |
Netto schuld / lasten begroting | 100% | -4% |
Netto schuld per inwoner | n.v.t. | € -92 |
Debt ratio
De debt ratio drukt uit in hoeverre het totale bezit op de balans is belast met schulden. Een ratio van 60% wordt als veilig beschouwd. Als kritische grens hanteren we 80%. Ons percentage van 37% is ruim voldoende te noemen.
Netto schuld als percentage van de begroting
De netto schuld wordt uitgedrukt in een percentage van de begroting. De grondexploitaties laten we buiten beschouwing omdat hierin grote schommelingen optreden en we de rentelasten daarvan binnen de grondexploitaties (inclusief de getroffen voorzieningen) dekken. Een ratio van maximaal 70% wordt als veilig beschouwd. De kritische grens ligt bij 100%. Bij overschrijding van deze grens beoordelen we of we kunnen blijven investeren zonder hiervoor nieuwe financieringsmiddelen aan te moeten trekken. Het percentage van onze gemeente is -4%. Dit wil zeggen dat er geen sprake is van een netto schuld maar van een netto overschot aan financieringsmiddelen.
Netto schuld per inwoner
De netto schuld per inwoner is het resultaat van de boekwaarde van de vaste geldleningen gedeeld door het totaal aantal inwoners. Wij hebben een netto overschot per inwoner van € 92,-.
Beleggingen in aandelen
Het gemeentelijk aandelenbezit bestaat uit aandelen van de BNG, Evides en Stedin. De dividenduitkeringen zijn een algemeen dekkingsmiddel.
Aandelenbezit | Nominale waarde | Dividenden 2023 |
---|---|---|
Stedin | 6.138 | 256 |
Stedin (cum. pref. aandelen) | 4.080 | 122 |
Evides | 3.389 | 522 |
BNG | 357 | 384 |
Totaal | 13.964 | 1.284 |
Gemiddeld rendement | 9,20% |
Debiteuren- en crediteurenbeheer
De wettelijke betalingstermijn is 30 dagen. Onze visie/doelstelling van een 100%-dienstverlenende gemeente is voor ons eerder aanleiding geweest om de termijnen waarop wij onze leveranciers betalen (verder) te verkorten. Dit proces is al eerder ingezet, mede door inzet van zogenoemde routenummers op onze facturen. In 2023 hebben wij de ingezette lijn gecontinueerd. In 2023 hebben wij 96% van onze vorderingen betaald binnen 30 dagen en 86% binnen 14 dagen. Hiermee betalen wij onze leveranciers veel sneller dan de wettelijke termijnen die hiervoor gelden. Wij streven ernaar dat wij 95% van onze facturen binnen 14 dagen voldoen. Hierop blijven wij ons betalingsproces verder aanscherpen en verbeteren door, bijvoorbeeld, periodieke rapportages en signaleringen.
Volgens het Ministerie van Economische Zaken behoort Hoeksche Waard tot de beste gemeenten als het gaat om het afhandelen van rekeningen. Wij streven ernaar dat wij 95% van onze facturen binnen 14 dagen voldoen. De omvang van het debiteurenbestand (“afnemers”) is daarbij overigens relatief beperkt, omdat het SVHW de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen voor ons uitvoert.
Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)
De Wet Hof is vooral van invloed op het investeringstempo van de gemeente en de manier waarop er wordt omgegaan met reserves. De gemeente moet op basis van het kasstelsel binnen het toegestane EMU-saldo blijven. Bij overschrijding van de EMU-norm zijn in de wet geen maatregelen opgenomen. Op dit moment monitoren wij het EMU-saldo 2 keer per jaar. Aan de hand van de resultaten nemen we eventueel maatregelen op het gebied van investeringen. Het sanctiemechanisme van de minister van Financiën is vervangen door een correctiemechanisme. Als een meerjarige overschrijding van de vastgestelde norm voor het EMU-saldo van de decentrale overheden dreigt, kan de minister het EMU-saldo van de decentrale overheden beheersen met behulp van het correctiemechanisme.
EMU-saldo
Het EMU- of vorderingensaldo is het financieringssaldo minus deelname in bedrijven en inkomsten uit kredietverstrekking van een land dat lid is van de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU). Het EMU-saldo is door de EMU ingevoerd om de eurolanden met elkaar te kunnen vergelijken.
In het Stabiliteits- en Groeipact is een reeks afspraken tussen landen van de EMU gemaakt om de financiële stabiliteit van de EU en de eurozone te waarborgen. Hierin is de grens aan het nationale begrotingstekort op 3% gesteld. De Europese afspraken vormen de basis van de Wet Hof. De wet bepaalt dat niet alleen het Rijk, maar ook de decentrale overheden zich aan de eisen moeten houden. Het aandeel van de decentrale overheden in de 3%-norm is 0,4%, waarvan weer 0,27% is toebedeeld aan de gemeenten.
In onderstaande tabel is het EMU-saldo van gemeente Hoeksche Waard berekend.
Omschrijving | Rekening 2023 |
---|---|
Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) | 3.558 |
Afschrijvingen ten laste van de exploitatie | 9.605 |
Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie | 2.032 |
Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd | 28.567 |
Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4 | 0 |
Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa: | |
Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord | 1.124 |
Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan) | 697 |
Baten bouwgrondexploitatie: | |
Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord | 656 |
Lasten op balanspost Voorzieningen voorzover deze transacties met derden betreffen | 1.756 |
Lasten ivm transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten | 0 |
Verkoop van effecten: | |
Gaat u effecten verkopen? | |
Zo ja wat is de verwachte boekwinst op de exploitatie? | 0 |
Berekend EMU-saldo | -14.045 |
Het EMU-saldo kan gezien worden als een extra financieel kengetal naast de andere vijf verplichte financiële kengetallen zoals de solvabiliteit en de (netto) schuldquote. Het EMU-saldo heeft een vergelijkbare functie als het kasstroomoverzicht in het bedrijfsleven. Het negatieve EMU-saldo over alle jaren geeft aan dat we naar verwachting als gemeente via reële transacties jaar meer uitgeven dan dat we hebben ontvangen. Het is echter wel van belang om het EMU-saldo in de juiste context te zien. Gemeenten maken voor hun boekhouding gebruik van het ‘gemodificeerde stelsel van baten en lasten’. Het EMU-saldo van één jaar zegt relatief weinig omdat de uitgaven voor investeringen bijvoorbeeld in één jaar leiden tot een uitgave, maar in de exploitatie via de kapitaallasten leiden tot meerjarige lasten. Of dat toevoegingen aan voorzieningen ten laste van het resultaat gaan, maar pas bij besteding van de voorziening leiden tot een uitgave.